Afbouw van gelijktijdig voorgeschreven eerste en tweede generatie antipsychotica; risico of meerwaarde?

Onderzoek naar het effect van het afbouwen van het eerste of tweede generatie antipsychoticum bij patiënten die een combinatie voorgeschreven krijgen. Bijwerkingen en klachtenniveau worden onderzocht
Betrokken instellingenGGZ Centraal, Altrecht
Betrokken personenDr. D.E. Tenback en M. Shakir
Periode2010 tot eind 2014
SponsorsGGz Centraal
Doel(en)De doelstelling is te evalueren of patiënten niet beter behandeld worden met één antipsychoticum dan een combinatie van verschillende (eerste en tweede generatie) antipsychotica met betrekking tot: effectiviteit op de symptomen, veiligheid en subjectief welbevinden, sociaal functioneren en kosteneffectiviteit.

Primair studiedoel
Gaat het afbouwen van meerdere antipsychotica naar één antipsychoticum gepaard met meer terugval.
Terugval wordt gemeten met de Brief Psychiatric Rating Scale (BPRS) en wordt gedefinieerd als:
- Een absolute toename van >2 op een van de volgende BPRS items: desorganisatie, hallucinatoir gedrag, achterdocht, ongebruikelijke gedachte-inhoud, op dat specifieke items sinds het laatste bezoek, of
- Een absolute toename van >4 in de totaalscore van de volgende BPRS items: desorganisatie, hallucinatoir gedrag, achterdocht, ongebruikelijke gedachten inhoud sinds het laatste bezoek.

Secundaire studiedoelen
1.Heeft het verminderen van meerdere antipsychotica naar één antipsychoticum effect op symptomen van schizofrenie gemeten met de BPRS
2. Geeft het verminderen van meerdere antipsychotica naar één antipsychoticum een verbetering ten aanzien van het aantal en de aard van de bijwerkingen gemeten met de UKU
3. Heeft het verminderen van meerdere antipsychotica naar één antipsychoticum effect op metabole parameters.
4. Heeft het verminderen van meerdere antipsychotica naar één antipsychoticum effect op symptomen van dyskinesie en EPS gemeten met respectievelijk de AIMS, BARS en de UPDRS.
5. Heeft het verminderen van meerdere antipsychotica naar één antipsychoticum een verbetering van de kwaliteit van leven gemeten met de SWN
6. Heeft het verminderen van meerdere antipsychotica naar één antipsychoticum een verbetering van de zorgbehoefte gemeten met de HONOS
MethodenHet betreft een open label gerandomiseerde studie waarbij patiënten met de diagnose schizofrenie gerandomiseerd. De randomisatie vindt plaats 1: 0.5: 0.5 gestratificeerd naar ambulante of klinische status. Er zal gerandomiseerd worden naar 3 opties: 1. Patiënt heeft een combinatie van eerste- en tweede generatie en blijft daarop, 2: patiënt heeft een combinatie van een eerste en tweede generatie antipsychotica en
a. bouwt het eerste generatie antipsychoticum af, of
b. bouwt het tweede generatie antipsychoticum af.
De behandelende psychiater van de patiënt met schizofrenie zal gevraagd worden de combinatie van antipsychotica terug te brengen naar één antipsychoticum waarbij de antipsychotica in de arm van de combinatie antipsychiotica worden afgebouwd over de duur van maximaal drie maanden. Bij de patiënten die gerandomiseerd worden naar de arm waarbij de combinatie antipsychotica gehandhaafd blijven, wordt getracht de dosis van de verschillende antipsychotica zoveel mogelijk gelijk te houden.
Periode 1
Visite I is de screening periode van de studie. Bij visite 1 in periode 1 worden patiënten benaderd voor deelname aan de studie. Voordat patiënten benaderd worden, beoordeeld de behandelaar of patiënten in aanmerking komen voor deelname aan de studie. Er wordt geëvalueerd of patiënten voldoen aan de diagnose schizofrenie volgens de DSM IV door middel van de afname van de MINI plus(van Vliet and de Beurs 2007), naast lichamelijk, psychiatrisch onderzoek. Patiënten moeten geïnformeerd zijn over de studie en een Informed Consent getekend hebben, naast de verificatie van de screeningstest en in- en exclusie criteria vóór deelname aan de studie bij visite 2 (V2).

Periode 2
Periode 2 start met visite 2 waarbij patiënten worden gerandomiseerd. Tijdens Visite 2 zullen de volgende instrumenten worden afgenomen: BPRS (Andersen, Larsen et al. 1989), UKU (Lingjaerde, Ahlfors et al. 1987), HONOS (Wing, Beevor et al. 1998), SWN (de Haan, Weisfelt et al. 2002), CIDI substance abuse (Cottler, Robins et al. 1989), EQ-5D (Brooks 1996) en laboratoriumonderzoek. De periode tussen visite 2 en 3 is drie maanden ± 1 week. Deze periode zal gebruikt worden om in de armen 1 en 2 de meerdere antipsychotica af te bouwen naar één antipsychoticum. De snelheid van afbouw en gebruikte doseringen worden bepaald door de eigen behandelaar. De behandelaar is vrij om de patiënten zo vaak te zien als nodig is voor de behandeling. Deze periode wordt afgesloten door visite 3. Patiënten die een terugval krijgen of niet kunnen worden teruggebracht naar monotherapie voor visite 3 zullen stoppen met de studie en een visite krijgen gelijk aan visite 5.

Periode 3 is de stabilisatie periode van de studie. Deze periode kent 3 visites (visite 3, 4 en 5) Tijdens visites 3, 4 en 5 zullende BPRS, UKU, HONOS, CIDI substance abuse, EQ-5D en SWN worden afgenomen. Bij visite 5 wordt het bloedbeeld zoals beschreven bij visite 2 worden herhaald. In deze periode zal getracht worden de patiënten te behandelen conform de arm waarin ze zijn gerandomiseerd. Dosisaanpassingen kunnen worden doorgevoerd en worden bepaald door de behandelaar in samenspraak met de patiënt. Patiënten die een terugval krijgen zullen stoppen met de studie en een visite krijgen gelijk aan visite 5.
ContactM. Shakir, GGz Centraal